Het was een bewogen eerste vakantieweek op Priesterink:
Er werd een Ceder geveld (heel spectaculair in 1 keer!)
Er werd een kuil gegraven.
Daarin werd een bekisting getimmerd
die werd volgestort met beton (dit alles niet door onszelf trouwens)
waar Zusje nietsvermoedend insprong
tot haar buik.
Ze is nog steeds een pissig omdat we haar schoonmaakten
in een houdgreep.
Onze pomp maakt overuren
want de bloemen, singelstruiken en groenten moeten door de droogte intensief van water voorzien worden
Dat werpt zijn vruchten af;
we hebben een constante aanvoer van bonen, snijbiet, bietjes en courgettes (Die Jonna en Mette vroeger snoskommers* noemden en ze nog moesten leren eten)
De ronde courgettes op de foto komen van zaadjes waarvan in dacht dat het zonnebloempitten waren
want in een blanco envelopje.
Ik reed met Sjoukje naar de Ikea om weckpotten te kopen
Ok… én een lampje, diepvrieszakken, plastic kratten voor de kleren, een schapenvachtje, een wastafel(!) en een kraantjespot.
Tussendoor probeer ik een wolf te breien
Dat voelt als de ultieme vrijheid: niet noodzakelijke doelen nastreven
Ik ben bij prototype 4 inmiddels maar nog lang niet tevreden.
Gerbrant haalde het bakhuisje leeg zodat we daar tijdens de verbouwing een woonkamer hebben.
Het garagedeel van de ingestorte schuur mestte hij uit en maakte hij waterdicht
en nu is het een prima schuurtje
we zijn al wel bezig met een sloopaanvraag en herbouwaanvraag
Binnenkort moeten we dan toch echt alvast een aantal muren gaan slopen in huis
en eindelijk tegels gaan bestellen
en deuren
een hoop leven op Priesterink dus. Het enige waar geen leven meer inzit is ons arme grasveld; bezweken onder de droogte, een graafkraan en een betonwagen.
* De GVR hield nog steeds de ontzaglijke snoskommer in zijn rechterhand en nu stopte hij het
uiteinde in zijn mond en beet er een flink stuk af.
Hij begon het fijn te kauwen en het lawaai dat hij daarbij maakte, leek op het verbrijzelen van
ijsklontjes.
“Het is smeerlijk!” sputterde hij met zijn mond vol, zodat grote stukken snoskommer als ko-
gels op Sofie afschoten. Sofie sprong rond op het tafelblad om ze te ontwijken.
“Het is walgzaam!” gorgelde de GVR, “Het is verfoeilig! Het is rottelijk! Het is vuillappig!
Probeer het zelf maar, die vuilgore snoskommer!”
“Nee, dank je wel,” zei Sofie terugdeinzend.
“Dat is alles wat jij hier van nu af aan te smikkelen zult krijgen, dus je kant er net zo goed nu
maar meteen aan wennen”, zie de GVR, “Vooruit, jij mies klein piepertje, neem een hapje.”
Sofie nam een klein hapje. “Uchchchchch!” sputterde ze. “Hè, nee! Hè, ba! Hè, gatsie!” Ze
spuugde het meteen uit. “Het smaakt naar kikkervelletjes!” hijgde ze, “en rotte vis!”
“Nog erger!” riep de GVR bulderend van het lachen.
“Mij smaakt het naar landwuizen en slijmsloebers!”
Uit “de GVR” door Roald Dahl